De vogels
Bijbels
Dinsdag
26 januari
Aan het kanaal zitten naast meerkoeten ook heel wat waterhoentjes. Ze kruipen de oever op of lopen over de steigers aan de nieuwe kaai. En soms, als ze plotseling worden opgejaagd, lopen ze een eindje over het water. Met hun grote poten met zwemvliezen kunnen ze een behoorlijke afstand op het water afleggen voor ze weer gaan drijven of opvliegen.
¶
Het waterhoentje
steekt lopend de stroom over.
Volgens Marcus 6.
De boten
Het geronk
Maandag
25 januari
Het kanaal in Turnhout heet officieel als rivier de Kijkverdrietloop. Minder poëtisch is de naam die deze ‘loop’ als kanaal kreeg: het Kanaal Dessel-Schoten. Tijdens de week varen hier dagelijks behoorlijk wat binnenschepen voorbij. De meest met zand of grind. Vaak zijn het dezelfde boten: de Zulu. Of de Patrick bijvoorbeeld. En het heeft mij verrast hoe snel je de boten aan hun geronk herkent. Ze hebben stuk voor stuk hun eigen ‘gehummmm’.
¶
Boot op het kanaal,
zijn laadruim vol grind en zand.
Wat verse sneeuw toe.
De vogels
Kauwen spelen
Zondag
24 januari
En het blíjft een spektakel: de honderde kauwen die hier ’s morgens en vooral ’s avonds verzamelen aan het kanaal, waar ze in de vele, grote eiken langs het kanaal slapen. Vooral in de vooravond vliegen ze dan urenlang van de ene plek naar de anderen en groeit de zwerm met de minuut. Ook als er veel wind is, lijken ze hier aan het kanaal echt in hun nopjes en halen ze boven de stroom, hoog in de lucht, vlak voor mijn terras de gekste kapriolen uit.
¶
En nooit is er eens
géén kauw te zien in de lucht
boven het kanaal.
De vogels
Meeuwen wekken
Zaterdag
23 januari
Soms slaap ik hier ook. In Belle Fontaine, op de zevende verdieping. In de zevende hemel dus. En met mijn lief erbij wordt hij nog ‘zevender’. Als je dan uitslaapt op zaterdagmorgen bijvoorbeeld is het heerlijk om bij momenten, als het buiten al wat klaar wordt, de meeuwen te horen. En zelfs soms even voorbij het raam zo hoog te zien zwenken.
¶
Boven het kanaal
roepen spelend de meeuwen.
Ik rek mij al uit.
De mens
Vismagneet
Vrijdag
22 januari
Er wordt in het kanaal behoorlijk wat gevist. Met diverse soorten vislijnen en dobbers. Maar de meest merkwaardige manier van vissen is die met een heel lang touw en een zware magneet eraan. Dan wordt die magneet vanop de oever aan het touw het kanaal in geslingerd. De magneet zinkt naar de bodem en wordt dan even later weer aan het touw opgehaald. Meestal hangt er niets aan. Maar soms toch ook wel iets heel groots. Zo zag ik iemand een oude fiets uit het kanaal ophalen.
¶
Fiets met een magneet
opgevist uit het kanaal.
Nu nog de fietser ...
De stroom
Mijmeringen
Donderdag
21 januari
Niets zo rustgevend als boven op Turnhout Canal Bridge staan mijmeren, wijl zachtjes onder mij de stroom voorbijglijdt. Afhankelijk van hoe ik sta stroomopwaarts of stroomafwaarts. Zo geef ik wat mij bezighoudt soms met die stroom mee en tracht ik mij voor te stellen waar het aanspoelt en wat er daar dan mee gebeurt. Blijft het hangen in de oever of wordt het gevonden en door iemand opgeraapt? Wordt hier wat nog niets is in de verte misschien iets groots?
¶
Staande op de brug
geef ik mezelf stroomafwaarts
met de rivier mee.
De mens
Klankbruggen
Woensdag
20 januari
Vanmorgen vroeg hoorde ik tot op acht hoog plotseling twee schelle stemmen. Vrij luid. Ik keek nieuwsgierig — dichters moeten altíjd nieuwsgierig zijn — door het raam van Belle Fontaine naar beneden, naar het kanaal, en zag twee vrouwen staan, één op elke oever van het kanaal. Ze riepen dingen naar elkaar. Om de beurt. Zo wisselden ze elk vanop hún oever gedachten uit. Hun stem gebruikten ze als een brug over het water.
¶
Hier langs het kanaal,
twee oevers en twee mensen,
hun stemmen de brug.
Het kanaal
Zakje water
Dinsdag
19 januari
Je hebt ze in de lucht en je hebt ze in het water: opbollende zakken van diverse winkelpluimage. Of beter: winkelplastiek. Gelukkig al heel wat minder dan vroeger. Toch zag ik er eentje drijven in het kanaal. Vol water.
¶
In een plastic zak
brengt het kanaal traag drijvend
wat van zichzelf weg.
De vogels
Watersport
Maandag
18 januari
Hier om en rond het kanaal vertoeven veel meeuwen. Het zijn kokmeeuwen. Die herken je het best in de zomer aan hun bruinzwarte kop. Of hun bruinzwart mondkapje. In de winter verdwijnt dat en blijft enkel een zwarte veeg naast hun oog over. Maar het blijven wel kokmeeuwen. En die kunnen niet alleen heel sierlijk en vrij acrobatisch vliegen, ze kunnen ook een potje vechten en schreeuwen. Vooral als er iemand wat korsten brood in het water heeft geworpen. En dat gebeurt hier wel vaker. Dan duiken er meteen vanuit de lucht vier, vijf, zes kokmeeuwen op het water naar dat ene korstje. Soms lijkt het op een watergevecht. En pikt er één meeuw het korstje uit het water weg, dan is de strijd nog lang niet gestreden. De andere meeuwen vliegen dan mee op en die ene meeuw achterna. Tot ze moegetergd weer op het water neer moet strijken, waar het plonsen en pletsen om dat ene stukje brood opnieuw begint.
¶
Elkaars brood stelen;
de meeuwen maken er weer
een watersport van.
De mens
Uitlaten
Zondag
17 januari
Langs het kanaal is er altijd wel beweging. Van tweevoeters en van viervoeters. Van tweevóéters en van tweewíélers. Ook ’s avonds laat nog als het al donker is. Ze laten er hun hond of zichzelf nog even uit. Of is het het kanaal dat hen uitlaat?
¶
Laat langs het kanaal
stapt nog traag een wandelaar
met het water mee.
~
Avond, het kanaal
laat nog een wandelaar uit.
Traag met de stroom mee.
De vogels
Volwassen
Zaterdag
16 januari
Vandaag heeft het voor het eerst wat gesneeuwd hier aan het kanaal. Tussen de plezierboten aan de Nieuwe Kaai hielden twee jonge zwanen zich opvallend stil. Het moet de eerste keer in hun leven zijn geweest dat ze sneeuw zagen en voelden. Ze lieten zich wat bedeesd wit bepoederen. Jonge zwanen zijn ook nog helemaal niet wit, maar grijsbruin. Het wit komt dan langzaam en haast veer na veer tevoorschijn. En dat duurt een vol jaar. Maar kijk: de sneeuw maakte ze plotseling ineens volwassen!
¶
De jonge zwanen,
in één keer volwassen nu!
Het sneeuwt aan de stroom.
De vogels
Ja-knikkers
Vrijdag
15 januari
Vandaag was het kanaal weer van de ja-knikkers. Een paar meerkoeten knikten driftig van ja. Drijvende watervogels doen dat wel vaker. Met hun kopje knikken als ze op het water drijven. Alsof ze voortdurend hun bestaan bevestigen. Of misschien moedigen ze op die manier zichzelf wel aan? Ja hoor, jazeker, ik kom er wel, ja ja ja, nog even, bijna ja, bijna ja, bijna aan de overkant!
¶
Ja ja ja ja ja!
De meerkoet op het kanaal.
Maar wát wil hij dan?
De planten
Geen tijd
Donderdag
14 januari
Het deel van het kanaal dat door de stad vloeit, heeft mooie, rechte en vaste oevers. Van metalen profielen. Momenteel worden ze zelfs tegen corosie behandeld. En op het kanaal varen dagelijks heel wat binnenschepen. De Zulu met containers bijvoorbeeld. Of de Patrick met zand of kiezelstenen. Druk druk druk, soms tot tien uur ’s avonds en in het donker. En vanaf vijf uur ’s morgens al. Het water staat hier zelden stil.
¶
Riet langs de oevers?
Ach, voor zulke zaken heeft
het kanaal geen tijd.
De mens
Rollators
Woensdag
13 januari
Dichters moeten niet alleen gezond van geest blijven, ze moeten ook gezond van lichaam zijn. Daarom ga ik regelmatig aan het kanaal lopen. ‘Rennen’ zeggen ze hier vlak over de grens. Ik heb rond het kanaal een parcours van ongeveer kilometer uitgestippeld. Naast het kanaal, over Turnhout Canal Bridge, langs het Bels lijntje en dan zo de bossen in richting Kleine Engelandhoeve en het Turnhouts Vennengebied, om tot slot via de velden rond de Stadsboerderij terug te keren naar Belle Fontaine. Twee keer doe ik dus Turnhout Canal Bridge. Erop en erover. Er is daar altijd wel iets te zien.
¶
Met hun rollator
traag de brug op en er dan
weer af. O o o ...
De oever
De plak zwaaien
Dinsdag
12 januari
Al een hele poos wordt er gebouwd op de verste oever van het kanaal, rechtover Belle Fontaine. Per twee worden er nieuwe appartementsblokken gezet. Tussen elke twee werven stonden een poos geleden nog twee grote bouwkranen. Eentje is ondertussen afgebroken — een spektakel op zich. De andere staat er nog en zwiert met zijn ene arm hoog boven het kanaal en de eiken langs het kanaal. Oppermachtig.
¶
En langs het kanaal
zwaait een kraan de plak over
de oude eiken.
De vogels
Aftellen
Maandag
11 januari
Ik vind het altijd schitterend hoe waterhoentjes zichzelf op gang trappelen op de stroom alvorens op te vliegen. Soms lopen ze zo bijna van oever tot oever het kanaal over.
¶
Een waterhoentje.
Trappelend op het water
telt het af tot vijf.
De brug
Verlicht
Zondag
10 januari
Turnhout Canal Bridge is ook ’s avonds erg de moeite. De voetgangers- en fietsersbrug over het kanaal is langs beide kanten verlicht met ledlampen. Langs de ene kant groene, langs de andere kant blauwe. En die lijn van kleur wordt dan nog een poosje doorgetrokken op de aan- en afloop van de brug in de straatverlichting. Mooi gedaan. Onder de brug slapen soms eenden.
¶
De verlichte brug.
Eronder slapen eenden.
Het licht altijd aan.
De mens
Mondkapjes
Zaterdag
9 januari
Je vindt ze langzamerhand overal. Ook in het kanaal drijven ze soms voorbij: de papieren mondkapjes. Het virus baarde nu ook een plaag. Sommige vogels worden er het slachtoffer van. Ze verstrikken met hun zwempoten in de lussen van de drijvende mondkapjes en verdrinken. Omdat ze zich niet meer drijvende kunnen houden op het water.
¶
Drijvend mondkapje.
Ook de Kijkverdrietloop lijdt
nu aan het virus.
De stroom
Terugwerkend
Vrijdag
8 januari
Ik vind het fascinerend hoe het water in het kanaal altijd stroomt. En altijd dezelfde kant uit: stroomafwaarts. Je staat er niet bij stil, maar nooit, niet één keer, niet één minuutje, stroomt hetzelfde water op dezelfde plek in het kanaal. Altijd vloeit het weg en keert nooit meer terug. Nooit, niet één meter. Het is symbolisch voor het leven zelf: niet één moment van je leven keert terug.
¶
Het kanaal doet nooit
aan terugwerkende kracht.
Voorbij is voorbij.
~
Alleen boten doen
aan terugwerkende kracht.
Vol heen, leeg terug.
De mens
De stroming
Donderdag
7 januari
De stroming van een rivier of een kanaal houdt mij al lang bezig. De stroming en de metafoor van die stroming. Een blaadje op de stroom drijft met de stroming mee. Is dat het nu? Het blaadje zie je al van ver komen (de toekomst?), passeert op een gegeven moment vlak voor je voeten (het nu?), om dan langzaam te verdwijnen in de verte (het verleden?). Maar wat dan met die kajakker, die sneller wil en gaat dan de stroom hem vanzelf zou drijven? Wil hij wild om zich heen slaand met een stok de toekomst voor blijven? Of slaat hij zich net sneller naar het verleden? De stroom en de stroming, een metafoor die kabbelt.
¶
Stroomafwaarts probeert
hij het nu voor te blijven.
Ochtend, kajakker.
De mens
Wandelen
Woensdag
6 januari
Nieuwjaar 2021 is nu voorgoed voorbij. Hier over het kanaal was het vóór Nieuwjaar nog een drukte van jewelste. Corona vond de wandelende mens (opnieuw) uit. En Turnhout speelde daar heel mooi op in met een paar prachtige wandelparcours tussen het kanaal en de Klein Engelandhoeve. Ook langs het kanaal werd het nu ineens weer een stuk rustiger.
¶
En langs het jaagpad
ben ik nog de enige
die iets zoekt. Avond.
De boten
Commentaar
Dinsdag
5 januari
Het was een mooie, zachte avond. De bomen langs het kanaal zaten al vol kauwen toen er nog laat een binnenschip aan kwam varen. Gezapig ronkend deed het schip het water van het kanaal kabbelen en knabbelen aan de oevers. En dat leek niet echt naar de zin van de kauwen in de bomen.
¶
’s Avonds nog een boot.
En de kauwen, de kauwen
met hun commentaar!
De vogels
Kruiselings
Maandag
4 januari
Ik doe mijn boodschappen te voet. Ik neem de achterdeur van Belle Fontaine en sta meteen op een oever van de Kijkverdrietloop. Zo stap ik richting Nieuwe Kaai. Met een stevige tas van de bibliotheek als boodschappentas. Ik ben het aan mijn beroep verplicht. Ik wandel dus boodschappenderwijs altijd een eindje langs het kanaal. En ook op het kanaal was er vanmorgen passage.
¶
Een waterhoentje
en een fuut kruisen elkaar.
Ze kijken niet op.
~
Een waterhoentje
en een fuut kruisen elkaar.
Ze kijken niet om.
Het water
Een draagvlak
Zondag
3 januari
Water is een draagvlak. Het draagt vogels en het draagt mensen. Als ze zich láten dragen. En water draagt ook wat niet zichtbaar is. Zoals geluiden en stemmen. Klaterend komen ze soms van over de stroom. Een beetje dooreengehutseld zelfs. Ze vormen een soundscape in het landschap.
¶
Wat stemmen komen
met de veerboot van klanken
van over de stroom.
De mens
Oeverjutter
Zaterdag
2 januari
Al een paar keer zag ik hem bezig, hier aan de overkant van het kanaal: de oeverjutter. Ook op tweede nieuwsjaarsdag. Het is een — naar mijn gevoel toch — al redelijk oude, in een versleten kiel geklede wat haveloze man met een geblutste kruiwagen. Hij strompelt geregeld heen en weer langs de stroom en sprokkelt er hout. Afgebroken takken van de vele bomen die er staan. Hij waggelt dan volgeladen terug. Naar zijn gietijzeren kacheltje in zijn hut aan de stroom?
¶
De oeverjutter;
met zijn kruiwagen haalt hij
al het dode op.
De stroom
Oud en nieuw
Vrijdag
1 januari
De jaarwisseling is een curieus gebeuren. Eigenlijk gebeurt er niets, het zijn wij die er een gebeuren van maken. Soms op de meest bizarre, waanzinnige tot surrealistische wijze. Dit jaar wat in mineur, maar toch nog steeds een gebeurtenis. Alsof wij het nieuwe jaar een handje moeten toesteken. Het kanaal deed daar echter niet aan mee.
¶
En ook het kanaal
kabbelde van oud naar nieuw.
Helemaal vanzelf.